Deze klederdracht van Marken is in de zogenaamde wilde kleuren.

Zij draagt een wit katoenen jak waarvan de mouwen zijn gemaakt van rood wit zwart gestreepte katoen,dit kledingstuk wordt (de mouwen) genoemd.

Over de mouwen draagt ze een mooi geborduurd soort korset ( het middelde).

Over het middelde heeft ze een soort bolero ( voorpanden ) die aan de voorkant zijn gemaakt van rode baai.

Het rugpand is van gekleurde zijde blauw groen of paars, de randen van de voorpanden zijn afgewerkt met keper geweven band met driehoekige vlakjes aan de kant die spiegeltjes worden genoemd.

Daarover heeft ze een gekleurde lap van katoen die onder de hals wordt vast gespeld (de bauw).

Ze draagt een zwarte wollen rok die aan de voorkant wordt gesloten.
De blauwe boezel ( het kerre blauwtje) heeft aan de bovenkant een geruit stukje ( het stikkie ) en is fel van kleur.

Het randje tussen het stikkie en de onderboezel is gehaakt.

Het kapje op haar hoofd is van rode baaien kant batist en sits of zijde, in het geheel twaalf onderdelen allemaal over elkaar gespeld.

De boezel wordt met geborduurd band op de plaats gehouden.

Ze draagt zwarte gebreide kousen en mooi beschilderde klompen met haar naam er op.